top of page

Otztal in Oostenrijk; beklimming van de Wildspitze. 14 - 20 aug. 2016

De Anstieg.

Anstieg is een fraai ‘Nederlands’ woord voor ‘de weg er naar toe.’ We hebben er zelf eigenlijk niks voor, dit is dus de algemene term die gebruikt wordt. Vreemd eigenlijk.

Ondergetekende was gevraagd of hij zin had om mee te gaan met een huttentocht in het Otztal. Wat een gekke vraag…! De vraag kwam van Roon Bakels (onderweg door ons ook ‘Baas’ genoemd), Marco Rams en mijn Schotland maatje Ronald Lankhof.

Sjiera en ik wilden dit jaar eigenlijk naar Zweden. Dat hadden we een half jaar geleden in Namibië al bedacht. Ja, en dan komt er zo’n vraag langs.

Sjiera: ‘Dan gaan we toch naar Oostenrijk, Zweden ligt er volgend jaar ook nog wel! Bovendien, hoe vaak komt zo’n vraag langs!’ De lieverd!

De eerste twee weken waren dus voor ons samen. Lees; lekker met z’n twee in de bergen.

Ja, en toen kwamen die knapen.

We hadden een hele week op hoogte gepland, met een aantal toppen gedurende die week. De eerste dag zou een gemoedelijke beklimming zijn om te wennen aan de hoogte. ‘Baas’ leek het niks. Veel puin in de aanloop (is dat dan hetzelfde als Anstieg??) en gewoon geen fijn pad! We besloten dag twee als dag één te doen; beklimming van de Weisskugel. Met 3.739 mtr. de derde hoogste van Oostenrijk.

Het leek ons ietwat pretentieus, maar er was gewoon geen alternatief. Vonden wij!

Onderweg er naar toe bleek het ook geen fijne beklimming; veel puinhellingen, nare passages en we kwamen voor een graad te staan, waarvan we geen idee hadden hoe dit er allemaal van dichtbij uit zag. We besloten om te draaien, terug naar de hut.

De rest van de tocht zou er hierdoor anders uit gaan zien dan gepland. Daar zal ik verder maar geen tekst aan wijden. Maar de laatste dag bleef overeind; de beklimming van de Wildspitze. De dagen die volgden lagen in het teken van gewenning aan de hoogte, lopen over  sneeuw en ijs en hoe je zo snel mogelijk in slaap valt in een berghut. Samen met 20 anderen die dit ook proberen. ‘Baas’ had hier geen enkel probleem mee. Althans, aan zijn sonore geronk te horen.

Op de middag voor D-Day zitten we nog even lekker op het terras van de hut; zonnetje, ein Bier en worst. Terwijl ik de worst nog moet snijden, heeft Roon de smaak al in z’n mond. Het serieuzere gedeelte van het gezelschap neemt de tocht van morgen nog even door. Het is fijn als je op iemand kan bouwen!

Beklimming van de Wildspitze, 19 aug. 2016.

En dan is het eindelijk zover, we gaan de Wildspitze op! We starten vanaf de Vernagthutte.

Om vier uur loopt de wekker, ik ben dan al wakker. De hele week ben ik tien minuten voor de wekker wakker. Wel prettig eigenlijk, ook voor degenen die nog even mogen blijven liggen. Met een rood lichtje uit mijn hoofdlamp, kleed ik me aan en schuifel het slaaphok uit. Ontbijt wil er op dit uur nog niet in, mijn lijf staat nog op slapen. Ik prop er twee boterhammen met smeuïge smeersels in, maar dan houdt het toch echt op. In het donker gaan we op pad. We zijn niet de enigen, de Wildspitze is een gewilde berg.

We hebben besloten een andere route te doen dan gebruikelijk. Het lijkt ons mooi om vanaf de Oostzijde aan te lopen. Een heel andere route dan gebruikelijk en ook een stuk rustiger. Na drie kwartier lopen zien we achter ons een aantal heel donkere wolken opdoemen. Foute boel. Onze route is wel geschikt om op door te lopen, maar een weg terug is niet handig. Je zit dan echt fout als ‘de pleuris uitbreekt.’ We besluiten om te draaien.

Terug bij de hut pakken we de zgn. normaalroute op. Dit is een goed begaanbaar pad, waar je met een lekker gevoel in stapt. We lopen inmiddels anderhalf uur achter op ons schema. Niet getreurd, we zijn vroeg begonnen en ons tempo ligt hoog genoeg om op tijd over de top te zijn.

Het grote punt is altijd dat je op tijd terug moet gaan. Als overdag de zon gaat schijnen gaat de toplaag van de gletsjer smelten en loop je in de pap. En erger, er is dan meer gevaar voor lawines. De zaak gaat eerder schuiven. Langzaam breekt de nacht en gloort de dag ons tegemoet. Prachtige berggezichten! 

Het eerste uur lopen we over de morenen, rotspartijen. Het gaat lekker, we zijn goed geacclimatiseerd en dat scheelt een boel in je bovenkamer. Als we op de gletsjer aankomen zien we de groepen die na ons zijn gestart. Zo groot is de achterstand dus ook niet meer. Dat geeft ons een lekker gevoel; we lopen op een lekker schema en zitten goed in de tijd.

Onderbinden. Voor mij iedere keer een gehannes. De anderen hebben supersonische aanklik stijgijzers. Die van mij zijn van voor de Boerenoorlog en moet ik met bandjes aansnoeren. Als je dat niet goed doet, hangen ze na een kwartier onder je voeten te bungelen. Maar tot dusver ging alles gelukkig prima.

Het ijs voelt hard en knispert onder onze voeten. We lopen over de kleiner Vernagtferner. Een fraaie gletsjer die licht stijgt, en dat is lekker inlopen. Het begint te sneeuwen…. Sneeuw? In de zomer?

Ik voel me net Roald Amundsen op poolexpeditie. Neus in de wind en niet piepen. Het hoort er ook wel een beetje bij, meer arctisch.

Zo nu en dan breekt de zon door de wolken en kunnen we in de verte de Wildspitze zien liggen.

Hoe meer we dichterbij komen, hoe meer groepen we om ons heen zien. En dat moet allemaal naar boven. We zitten dan inmiddels op de Mitterkarferner en de top kunnen we bijna aanraken. Met de meter voel ik me sterker worden, nergens meer last van. Geen knie, geen rug en ook tussen m’n oren zit het goed.

Als we dan onderaan de berg staan om de laatste 200 meter omhoog te klauteren is het spitsuur. Het is komen en gaan. Een gekkenhuis.

We moeten langs een drabberig smal paadje omhoog klauteren, waarlangs anderen terug komen vanaf de top. En iedereen schijnt haast te hebben; inhalen, niet willen wachten. Een beetje afknapper is het wel.

Maar dan staan we dan toch op de top; 3.774 mtr. Ik zet een dikke kus op het kruis en hoop dat mijn lippen niet vast vriezen. Een filmpje maken zit er niet in, we hebben nog geen 50 mtr. zicht. We feliciteren mekaar en krabbelen weer naar beneden, in dezelfde hectiek. Onderaan doen we onze tassen af en eten een paar repen.

Dan gaan we door naar de Breslauer Hutte. Dat betekent nog 700 mtr. afdalen. Het gros van de klimmers gaat via de normaalroute. Dat is fijn, want die doen wij dus niet.

‘Baas’ heeft een ander plan; via een fraaie klettersteig. Maar eerst moeten we de gletsjer afdalen. Het weer is inmiddels opgeknapt. Het zonnetje schijnt en de temperatuur stijgt.

We komen bij een richel en daarachter ligt de klettersteig. Ik ga op het randje staan en kijk in een gapende diepte. We binden ons uit: touw opbossen, ijzers afdoen etc. Ik offer me op om het touw te nemen. Pioew, die is twee keer zo zwaar geworden door het gesleep door de sneeuw. Maar gelukkig gaan we naar beneden, da’s makkelijker.

Ronald gaat voorop, dan Roon, Marco en ik sluit de rij. Klettersteig doe je individueel, dus niet aan een touw. Je zekert jezelf aan een staalkabel die aan de wand vast zit.

We moeten zo’n 150 mtr. naar beneden en zo nu en dan zitten er wat ‘anstrengende’ passages tussen.

Maar alles gaat goed en we komen zonder brokken beneden.

Daar ligt de volgende hindernis. Een sneeuwhelling van zeker 50 graden en ruim 200 mtr. diep. Oeps!

De stijgijzers gaan onder en de pickel in de hand. We binden ons niet in het touw, zinloos. Als je gaat, ontwikkel je zo’n snelheid dat de rest je echt niet tegen kan houden. Ieder voor zich dus. ‘Baas’ gaat eerst en roept tegen ons dat ’t best stijl is. Het is zo stijl, dat we achterstevoren moeten ‘lopen'; met de rug naar het dal.

De punten van de schoenen schoppen we in de sneeuw en de pickel rammen bij iedere pas in de sneeuw. Het gaat best lekker en ik probeer het ritme wat op te voeren. Foutje.

Mijn voeten verliezen grip, de pickel doet zijn werk even niet en ik glij tien meter naar beneden eer ik de pickel in de sneeuw kan rammen. Sufferd. Daarna gaat het gestaag en iedereen komt alsnog zonder gebroken ego beneden.

Tijd voor een reepje, stoere verhalen en klaar maken voor het laatste deel. Dat zou dan de Ausstieg moeten heten, maar daar is geen naam voor. Ook minder spannend natuurlijk; meer een noodzakelijk kwaad. Als ik achterom de sneeuwhelling zie liggen, voel ik me wel nietig. En trots natuurlijk.

We lopen door een lang morenendal naar beneden, dat op gegeven moment overgaat in een echt pad. Gevoelsmatig had de hut dichterbij moeten liggen, maar dat heb ik wel vaker met gevoelsmatig.

Uiteindelijk komen we bij de Breslauer Hutte aan. De spullen mogen uit, de tas mag af en we trakteren ons op ein grosses Bier.

Onderwijl zit Roon alweer te spinzen op een volgende tocht. Hij heeft nog wel wat ideeën.

Ik ben benieuwd!

N.B. De fotoserie is van de hele week, niet alleen de beklimming.

Een film ( 10 min.) hierover staat ook op YouTube . Klik op de ‘link' 

bottom of page